Schijnzelfstandigheid ontstaat wanneer iemand officieel als zzp’er werkt, maar feitelijk onder dezelfde voorwaarden functioneert als een werknemer. In dit artikel leest u waarom dat problematisch is, hoe de Belastingdienst dit controleert, en wat opdrachtgevers kunnen doen om sancties te vermijden.
Wat is schijnzelfstandigheid?
Schijnzelfstandigheid betekent dat iemand formeel als zelfstandige werkt, vaak op basis van een overeenkomst van opdracht, terwijl er in de praktijk sprake is van een dienstverband. Dit is problematisch omdat opdrachtgevers daarmee hun verplichtingen ontlopen, zoals het betalen van sociale premies en het bieden van arbeidsrechtelijke bescherming. Tegelijkertijd loopt de zogenoemde zelfstandige essentiële werknemersrechten mis.
Voor u als zzp’er of opdrachtgever is dit onderwerp extra belangrijk geworden. Zelfstandigen kunnen geconfronteerd worden met naheffingen en terugvorderingen, terwijl opdrachtgevers risico lopen op forse boetes, aansprakelijkheden en reputatieschade wanneer een arbeidsrelatie onjuist blijkt te zijn ingeschat. In 2025 is de handhaving op schijnzelfstandigheid bij zzp’ers bovendien strikter dan voorheen.
Bij echte zelfstandigheid bepaalt u zelf hoe, wanneer en voor wie u werkt. U heeft meerdere opdrachtgevers, draagt ondernemersrisico en organiseert uw werk zelfstandig. Bij schijnzelfstandigheid daarentegen is er vaak slechts één opdrachtgever, weinig vrijheid in werkwijze en sprake van aansturing. In dat geval functioneert u feitelijk als werknemer, ook al noemt het contract iets anders, en zou in principe loonbelasting moeten worden ingehouden.
Ontdek onze zakelijke rekeningWaarom is schijnzelfstandigheid risicovol voor opdrachtgevers?
Voor opdrachtgevers is de inzet van een zelfstandige aantrekkelijk: flexibiliteit, minder administratieve lasten en geen loondoorbetaling bij ziekte. Maar als u eigenlijk te maken heeft met schijnzelfstandigheid, liggen er grote financiële en juridische risico’s op de loer. De kern is dat wanneer de samenwerking feitelijk neerkomt op een dienstverband, zowel u als opdrachtgever als de zzp’er achteraf kunnen worden geconfronteerd met herclassificatie naar werknemer.
De belangrijkste gevolgen zijn:
- U kunt worden aangemerkt als werkgever. Dat betekent dat achterstallige loonheffingen, sociale premies en pensioenpremies alsnog kunnen worden opgeëist.
- U riskeert boetes of naheffingen van de Belastingdienst en andere toezichthouders vanwege een onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.
- Er kan reputatieschade ontstaan, evenals onrust binnen uw organisatie. Zelfstandigen kunnen gaan twijfelen aan hun status, wat de samenwerking onder druk zet.
- Mogelijk krijgt u te maken met verplichtingen uit het arbeidsrecht, zoals loondoorbetaling bij ziekte, vakantiedagen of ontslagbescherming.
Het risico van schijnzelfstandigheid raakt dus niet alleen de individuele zzp’er, maar ook opdrachtgevers. Het is cruciaal om de grens tussen zelfstandig ondernemerschap en werknemerschap scherp te bewaken.
Wat zijn de fiscale gevolgen van schijnzelfstandigheid bij zzp’ers?
Wanneer de Belastingdienst een werkrelatie aanmerkt als schijnzelfstandigheid, wordt het eerder gefactureerde bedrag niet langer als ondernemersinkomen beschouwd, maar als loon. Dit betekent dat er met terugwerkende kracht loonbelasting en sociale premies moeten worden afgedragen. Ook kan belastingrente worden opgelegd over het openstaande bedrag.
Als de Belastingdienst oordeelt dat er sprake is van opzet of grove nalatigheid, kan bovenop de naheffingen een boete worden opgelegd. De hoogte hiervan is afhankelijk van de ernst van de overtreding, maar kan flink oplopen. Boetes kunnen ook volgen bij herhaalde waarschuwingen die niet zijn opgevolgd.
In de meeste gevallen kan het gefactureerde bedrag niet worden teruggevorderd van de zzp’er. De volledige fiscale last komt dan voor rekening van de opdrachtgever. Dit maakt het extra belangrijk om vooraf goed te toetsen of een samenwerking voldoet aan de voorwaarden voor zelfstandig ondernemerschap.
Hoe controleert de Belastingdienst op schijnzelfstandigheid bij zzp in 2025?
De Belastingdienst is in 2025 opnieuw actief gaan handhaven op schijnzelfstandigheid, na een jarenlange terughoudende aanpak. Organisaties die regelmatig werken met zzp’ers doen er daarom goed aan om hun samenwerkingen onder de loep te nemen. De controle verloopt volgens een vaste methode, waarbij risico’s vroegtijdig worden gesignaleerd en bedrijven de kans krijgen om te corrigeren.
- Selectie van risicovolle bedrijven: de Belastingdienst selecteert organisaties op basis van risicoprofielen. Bedrijven die veelvuldig zzp’ers inzetten, waarbij sprake lijkt van langdurige of sterk afhankelijke relaties, komen sneller in beeld. Ook sectoren waar structureel met zelfstandigen wordt gewerkt, zoals transport, zorg en media, staan onder verscherpt toezicht. Dit is een belangrijk onderdeel van de bredere aanpak onder de wet schijnzelfstandigheid.
- Bedrijfsbezoek: als er een vermoeden bestaat van schijnzelfstandigheid bij een zzp’er, kan de Belastingdienst een bedrijfsbezoek uitvoeren of telefonisch contact opnemen. Tijdens dit contact wordt gevraagd naar de aard van de werkzaamheden, de gezagsverhouding, en de feitelijke werkomstandigheden van de zzp’er.
- Informele herstelperiode: 2025 is een overgangsjaar. De Belastingdienst hanteert een ‘zachte landing’: in plaats van direct te handhaven, krijgt u eerst een waarschuwing en de gelegenheid om uw werkwijze aan te passen. Alleen bij herhaalde overtredingen of duidelijke opzet volgt directe handhaving. Zo kunnen organisaties schijnzelfstandigheid bij zzp’ers voorkomen voordat sancties volgen.
- Boekenonderzoek: als de situatie daar aanleiding toe geeft, kan een formeel boekenonderzoek volgen. Hierbij bekijkt de Belastingdienst uw administratie, overeenkomsten, betaalstromen en communicatie met zzp’ers. Dit onderzoek vormt de juridische basis voor een eventuele herkwalificatie.
- Formele vaststelling van schijnzelfstandigheid: als de Belastingdienst concludeert dat er sprake is van een dienstbetrekking, wordt dit formeel vastgesteld. U ontvangt dan een correctieverplichting: u moet alsnog loonheffingen en premies afdragen. In 2025 worden boetes in principe alleen opgelegd bij opzet of bij eerder gegeven waarschuwingen die zijn genegeerd.
Hoewel het huidige jaar nog ruimte biedt voor herstel, laat de aanpak van de Belastingdienst er geen twijfel over bestaan dat schijnzelfstandigheid voortaan actief wordt aangepakt. Het loont dus om nú te handelen en samenwerkingen met zelfstandigen kritisch tegen het licht te houden.
Meer over de gratis factuurdienstWelke arbeidsrechtelijke verplichtingen kunnen ontstaan bij schijnzelfstandigheid?
Wanneer uit onderzoek blijkt dat er in feite sprake is van een dienstverband in plaats van een zelfstandige opdrachtrelatie, kunnen er voor u als opdrachtgever meerdere arbeidsrechtelijke verplichtingen ontstaan. Denk onder andere aan:
- Loondoorbetaling bij ziekte, waarbij u gedurende maximaal twee jaar het loon moet blijven betalen.
- Vakantiedagen en vakantierechten, zoals doorbetaling tijdens vakantie en wettelijke opbouw van vakantietegoeden.
- Ontslagbescherming en de bijbehorende procedures, waaronder toestemming van het UWV of naleving van de ketenregeling.
- Premies voor sociale verzekeringen en pensioenregeling als die van toepassing worden, waardoor u extra verplichtingen krijgt.
Voor 2025 geldt dat de belangrijkste sanctie voor een opdrachtgever die te maken heeft met schijnzelfstandigheid bij zzp’ers is een officiële waarschuwing in de overgangsperiode. Pas bij herhaalde, opzettelijke of onveranderde fouten kan de handhaving worden aangescherpt en boetes mogelijk worden opgelegd.
Wanneer bent u schijnzelfstandige?
De Belastingdienst kijkt bij de beoordeling van een arbeidsrelatie naar drie hoofdcriteria: gezag, persoonlijke arbeid en beloning. Gezag betekent dat de opdrachtgever bepaalt hoe, wanneer en waar het werk wordt gedaan. Bij persoonlijke arbeid is er sprake van verplicht eigenhandig uitvoeren van werk, zonder mogelijkheid tot vervanging. En bij beloning gaat het om de vraag of er een vast bedrag wordt betaald, zonder dat de opdrachtnemer financieel risico loopt.
Als deze elementen gezamenlijk wijzen op een relatie die lijkt op een arbeidsovereenkomst, kan er sprake zijn van schijnzelfstandigheid. In dat geval is iemand formeel zelfstandig, maar functioneert hij of zij feitelijk als werknemer. De beoordeling is altijd afhankelijk van het totaalbeeld van de samenwerking.
Wat zijn de signalen van schijnzelfstandigheid na de Deliveroo-uitspraak?
In de Deliveroo-uitspraak heeft de Hoge Raad tien gezichtspunten benoemd die samen bepalen of iemand als zelfstandige werkt of feitelijk als werknemer moet worden beschouwd. Deze signalen worden gebruikt om in samenhang te beoordelen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De belangrijkste indicatoren zijn:
- Aard en duur van de werkzaamheden: als iemand voor langere tijd dezelfde taken uitvoert binnen een organisatie, duidt dit eerder op een dienstverband dan op zelfstandig ondernemerschap.
- Wijze van werkzaamheden en werktijden: hoe minder vrijheid een opdrachtnemer heeft om zelf te bepalen wanneer en hoe hij werkt, hoe groter de kans dat er sprake is van gezag.
- Inbedding in de organisatie: als de werkzaamheden een structureel onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de opdrachtgever en de opdrachtnemer functioneert als een interne medewerker, wijst dit op een dienstverband.
- Persoonlijke arbeid: wanneer het werk uitsluitend door de opdrachtnemer zelf moet worden uitgevoerd en vervanging niet is toegestaan, wordt dat gezien als een kenmerk van werknemerschap.
- Totstandkoming van de overeenkomst: is er ruimte geweest voor onderhandeling of is de overeenkomst een standaarddocument zonder keuzevrijheid? In het laatste geval ligt een gezagsverhouding eerder voor de hand.
- Wijze van beloning: een vaste vergoeding, onafhankelijk van het resultaat, wijst eerder op loon dan op ondernemersinkomsten.
- Hoogte van de beloning: als de vergoeding vergelijkbaar is met een regulier salaris in loondienst, versterkt dat de indruk van een dienstverband.
- Ondernemersrisico: het ontbreken van financieel risico, zoals niet betaald worden bij afzegging of geen investering in eigen middelen, wijst op een afhankelijke positie.
- Gedrag in het economisch verkeer: heeft de opdrachtnemer meerdere opdrachtgevers, een eigen website of investeert hij in acquisitie? Zo niet, dan ontbreekt vaak het zelfstandige karakter.
- Gebruik van eigen bedrijfsmiddelen: verricht de opdrachtnemer het werk met eigen materialen, apparatuur of vervoermiddelen, of stelt de opdrachtgever alles ter beschikking? Wie de middelen levert, zegt veel over de mate van zelfstandigheid.
Deze tien signalen worden in onderlinge samenhang beoordeeld. Er is dus geen sprake van een harde toets, maar van een totaalbeeld waarin context en praktijk leidend zijn. Zowel opdrachtgevers als zzp’ers doen er goed aan deze criteria proactief mee te nemen bij het aangaan van een samenwerking.
Wat betekent de Uber-zaak (2025) voor extern ondernemerschap?
In de Uber-zaak heeft de Hoge Raad bevestigd dat het criterium extern ondernemerschap een belangrijk onderdeel is bij het beoordelen of sprake is van een zelfstandige opdracht of een arbeidsovereenkomst. Met extern ondernemerschap wordt bedoeld dat de opdrachtnemer zich niet alleen binnen de samenwerking met één opdrachtgever als ondernemer opstelt, maar ook daarbuiten. Denk aan het hebben van meerdere opdrachtgevers, het investeren in eigen bedrijfsmiddelen, het voeren van een eigen administratie of het actief werven van klanten.
Voor zzp’ers betekent dit dat hun zelfstandigheid mede wordt beoordeeld op hoe zij zich presenteren in het economisch verkeer. Voor opdrachtgevers houdt het in dat zij verder moeten kijken dan het contract en de dagelijkse praktijk. Ook de bredere context waarin de zelfstandige opereert, telt mee. Iemand die exact hetzelfde werk verricht als een ander, kan toch anders worden gekwalificeerd als er onvoldoende sprake is van extern ondernemerschap.
Meer over FinomWat is schijnzelfstandigheid via een uitzendbureau?
Wanneer een zzp’er via een uitzend- of bemiddelingsbureau aan de slag gaat, ligt de grens tussen zelfstandig ondernemerschap en een verkapt dienstverband soms dichtbij. Bij uitzending sluit het bureau het contract, beheert de beloning en bepaalt vaak de arbeidsvoorwaarden. In die situatie kan sprake zijn van schijnzelfstandigheid, omdat de zelfstandige feitelijk werkt onder gezag en zonder ondernemersrisico. Bij bemiddeling ligt dit anders: het bureau faciliteert slechts het contact, terwijl de zzp’er zelf contracteert, onderhandelt en factureert.
De juridische verantwoordelijkheid ligt niet bij één partij. Het bureau kan als formeel opdrachtgever worden gezien, de eindopdrachtgever moet kritisch kijken naar de werkomstandigheden, en de zzp’er moet aantonen dat hij daadwerkelijk als ondernemer opereert. Wordt achteraf vastgesteld dat sprake was van een dienstverband, dan kunnen alle betrokkenen te maken krijgen met naheffingen, premiebetalingen en verlies van fiscale voordelen.
Hoe kan schijnzelfstandigheid bij zzp’ers worden voorkomen?
Het voorkomen van schijnzelfstandigheid vraagt om een gestructureerde aanpak waarbij u als opdrachtgever samen met de zelfstandige de werkrelatie kritisch beoordeelt. Hieronder vindt u een praktisch stappenplan dat helpt de samenwerking juridisch en fiscaal goed in te richten.
- Maak een volledige lijst van alle ingehuurde zzp’ers en breng per relatie in kaart of sprake is van zelfstandig ondernemerschap of mogelijk een dienstbetrekking.
- Beoordeel elk geval afzonderlijk op factoren zoals aantal opdrachtgevers, mate van vrijheid in werktijden en locatie, het functioneren binnen uw organisatie en de aansturing die plaatsvindt.
- Controleer het tarief. Komt dit overeen met het niveau van een zelfstandige ondernemer of neigt het eerder naar een werknemersvergoeding? Een marktconform tarief dat ondernemersrisico bevat, spreekt in het voordeel van zelfstandigheid.
- Beoordeel de mate van aansturing. Is de ingehuurde zelfstandig in het bepalen van de werkwijze, de planning en de uitvoering, of is er sprake van toezicht, richtlijnen en vaste werkstructuur door de opdrachtgever?
- Leg duidelijke en schriftelijke afspraken vast waarin de zelfstandige status concreet is ingevuld. Denk aan de opdrachtomschrijving, de duur, de zelfstandige uitvoering, de vervangbaarheid, meerdere opdrachtgevers en investeringen in eigen middelen.
- Voer periodiek controles uit om te beoordelen of de feitelijke situatie overeenkomt met de gemaakte afspraken. Past de praktijk niet bij de overeenkomst, dan is herziening noodzakelijk.
- Zorg dat uw organisatie processen en beleid heeft waarin het inhuren van zzp’ers standaard wordt getoetst op risico’s van schijnzelfstandigheid en dat waar nodig wijziging van de werkrelatie tijdig plaatsvindt.
Met deze stappen bouwt u een gedegen basis om risico’s te beperken en zorgt u voor transparantie in de samenwerking met zelfstandigen. Zo voorkomt u dat onduidelijkheid over de arbeidsrelatie leidt tot onverwachte naheffingen of juridische discussies. Een goed ingericht proces biedt bovendien zekerheid voor alle betrokken partijen.
Kunnen modelovereenkomsten helpen schijnzelfstandigheid bij zzp’ers te voorkomen?
Modelovereenkomsten zijn vooraf door de Belastingdienst beoordeelde contracten waarmee opdrachtgevers en zzp’ers hun samenwerking kunnen vastleggen. Ze beschrijven onder meer de aard van de opdracht, de mate van zelfstandigheid, vervangbaarheid en het ontbreken van een gezagsverhouding. In de praktijk bieden ze houvast bij het beoordelen van de arbeidsrelatie en kunnen ze helpen om bewuster afspraken te maken die passen bij zelfstandig ondernemerschap.
Toch bieden modelovereenkomsten geen garantie tegen schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst en rechters kijken namelijk vooral naar de feitelijke uitvoering van het werk. Als in de praktijk blijkt dat er wel degelijk sprake is van gezag, persoonlijke arbeid en een vaste beloning, dan kan alsnog een dienstverband worden vastgesteld, ongeacht wat er op papier staat. Het gebruik van een modelovereenkomst is dus nuttig, maar nooit voldoende zonder een juiste toepassing in de dagelijkse werkpraktijk.
Hoe wordt de handhaving op schijnzelfstandigheid in 2026 aangescherpt?
Vanaf 2026 wordt de handhaving op schijnzelfstandigheid flink aangescherpt met de invoering van de Wet VBAR. Deze wet (Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden) geeft de Belastingdienst meer bevoegdheden om op te treden, onder andere door vaker boetes op te leggen en met terugwerkende kracht naheffingen toe te passen. De huidige coulante aanpak uit 2025, waarin nog ruimte is voor herstel, komt daarmee te vervallen.
Een andere belangrijke wijziging is de invoering van de Wzop-toets. Deze nieuwe toets brengt duidelijker in kaart wanneer sprake is van zelfstandig ondernemerschap en wanneer van een dienstverband. Elementen als gezag, vervangbaarheid en ondernemersrisico worden strikter en transparanter beoordeeld.
Daarnaast komt er een wettelijk vermoeden van werknemerschap. Verdient een zelfstandige minder dan een nog vast te stellen uurtarief, dan wordt voortaan vermoed dat hij of zij in loondienst is. De opdrachtgever moet dan aantonen dat het toch om een zelfstandige gaat. Dit legt extra verantwoordelijkheid bij bedrijven die met zzp’ers werken.
FAQ
Wat zijn de boetes bij schijnzelfstandigheid van zzp’ers?
Bij vastgestelde schijnzelfstandigheid kan de Belastingdienst naheffingen opleggen voor niet-afgedragen loonheffingen en premies. In 2025 krijgt u meestal eerst een waarschuwing, maar bij opzet of herhaling volgen boetes. Vanaf 2026 wordt deze aanpak strenger en kunnen sancties direct worden opgelegd.
Wat zijn de meest voorkomende gevolgen van schijnzelfstandigheid van zzp’ers?
De gevolgen zijn zowel fiscaal als juridisch. Voor opdrachtgevers betekent dit vaak het alsnog moeten betalen van loonbelasting en premies. Voor zzp’ers vervallen ondernemersvoordelen, zoals de zelfstandigenaftrek. Ook kunnen arbeidsrechtelijke verplichtingen ontstaan, zoals loondoorbetaling bij ziekte of ontslagbescherming.
Welke wetten regelen schijnzelfstandigheid?
Schijnzelfstandigheid wordt beoordeeld op basis van het arbeidsrecht en fiscale wetgeving. Belangrijke kaders zijn de Wet op de loonbelasting, de Wet DBA, en vanaf 2026 de nieuwe Wet VBAR en de Wzop-toets. Deze wetten bepalen of sprake is van loondienst of zelfstandigheid.
Lees onze andere artikelen:
Laatste artikelen

Bruto-netto voor zzp’ers berekenen

Bedrijfslening aanvragen: gids voor zakelijk financieren in 2025

Pensioen voor zelfstandigen in 2025

Zakelijk krediet in 2025: soorten, kosten, risico’s en opties

Belastbaar inkomen: wat is het en hoe wordt het berekend?

Starterslening voor zzp’ers: opties, eisen en kosten in 2025

Vergelijking van zakelijke leningen zonder jaarverslag (2025)




